Dat Boeddhabeelden enorm populair zijn bleek ook uit onderzoek in opdracht van de boeddhistische Omroep Stichting (BOS). (NIPO, 2010) Uit deze enquête, die in 2009 door meer dan 4000 Nederlanders werd ingevuld, bleek dat ongeveer drie miljoen Nederlanders minimaal één Boeddhabeeld in bezit hebben. Recentere cijfers zijn niet bekend, maar dit aantal is zeker gegroeid. In dit essay ga ik dieper op deze trend in, door concreet de volgende vragen te stellen. Hoe is het boeddhisme in Nederland terecht gekomen? Wat betekent het Boeddhabeeld voor Nederlanders?
Het Boeddhisme in Nederland
Hoewel (christelijke) individuen zich al eerder in het boeddhisme verdiepten schoot de religie eigenlijk pas wortel in ons land na de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de oorlog was ons land namelijk geïsoleerd geweest, daarbij viel China in 1950 Tibet binnen. Dit zorgde ervoor dat het Tibetaanse boeddhisme zich door vluchtelingen sneller verspreidde. (Handboek van de Wereldgodsdiensten, 2006, pp. 212,213) Een belangrijk figuur in de verspreiding van het boeddhisme in het westen was de Japanse zenmeester Teitaro Suzuki (1870-1966). Hij schreef over het boeddhisme in het Engels en had hiermee grote invloed.
Jaren zestig: Een Nederlandse vorm van boeddhisme
Dit gebeurde dus na 1950, maar ..”met name sinds de jaren zestig ontstaat een Nederlandse vorm van het boeddhisme. Het is niet langer een bron voor herziening van westerse cultuur of religie, maar een eigen religieuze traditie”. (Poorthuis & Salemink, 2009, p. 327) Naast de Nederlandse Buddhistische Vriendenkring, die al in 1949 opgericht werd, ontstonden nu verschillende boeddhistische bladen. In vind het persoonlijk veelzeggend dat het boeddhisme vooral populairder werd vanaf de jaren zestig. Toen vond in Nederland namelijk de ontzuiling plaats en ‘begon’ de ontkerkelijking. Het is te kort door de bocht om te zeggen dat het boeddhisme voor religieuze mensen een alternatief was voor het traditionele christendom. Dit lijkt echter wel een rol te hebben gespeeld. (Vriesema, 2014)“Volgens Paul van der Velde, hoogleraar Aziatische religies aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, hebben de Boeddhabeelden meer gemeen met de heilige-hartbeelden die tot ver in de twintigste eeuw veel katholieke huiskamers opsierden. Rond die beeldjes ontstonden „gewijde tafereeltjes”, zegt Van der Velde, „met een kaarsje ernaast, een fotootje, een bloempje”. De kerken stroomden leeg, de heilige-hartbeelden verdwenen uit de huiskamers. „Ze werden als te religieus en dogmatisch ervaren”, zegt Van der Velde. Boeddha springt volgens hem in dat vacuüm. „Een figuur zonder de dogmatische lading van het christendom.” Maar, heel belangrijk, zegt hij: „We zien Boeddha ergens wél als een gewijd figuur.” Een verlichte geest, stichter van een diepgaande leer.”
In de jaren zeventig bleef het Nederland boeddhisme groeien. Zo werd de Boeddhistische Unie Nederland (BUN) opgericht. Er ontstonden verschillende organisaties, die zich bij een bepaalde traditie aangesloten (zoals het Tibetaanse boeddhisme, of het Zen boeddhisme). Bij een volkstelling in 1971 gaven 900 mensen aan zich als boeddhist te beschouwen, in 1988 was dit gegroeid tot 2000. Nog eens 2000 mensen gaven toen aan interesse in de religie te hebben. Opvallend vind ik dat veel mensen die interesse toonden in het boeddhisme uit (voormalig) christelijke hoek kwamen. Het lijkt erop dat zij dingen in de religie vonden die zij in het christendom misten, zoals de zorg voor onze aarde. Rond 1980 ontstond in Nederland bijvoorbeeld een nieuwe vorm van boeddhisme “.. die voor Nederland steeds belangrijker zou worden: boeddhisme als zorg en liefde voor het milieu.” (Poorthuis & Salemink, 2009, p. 328) Dit sloot aan op het feit dat het milieu in het Westen steeds meer aandacht kreeg.
Ingeburgerd met een eigen omroep
Ik kan in dit essay niet stilstaan bij alle ontwikkelingen die het boeddhisme doormaakte, maar wel samenvatten hoe de groei van de religie in Nederland grofweg plaatsvond. (Tulpenboeddhisme: Hoe het Boeddhisme in Nederland wortel heeft geschoten 4 en slot., 2012) In 1990 verscheen het boek Boeddhisme in Nederland: overzicht van boeddhistische stromingen in Nederland en België. Hierin gaf antropoloog Victor van Gemert een overzicht van veertig boeddhistische groepen, negen ervan waren niet gericht op een specifieke traditie. Zen en Vajrayana telden 10 en 11 groepen en Theravada 6. Daarnaast waren er nog vier etnische groepen. Hij schatte het aantal boeddhisten toen op 16.600, waarvan 4000 van Nederlandse afkomst. In 1996 werd het aantal op 33.000 geschat, waarvan 20.000 immigranten (Chinezen, Vietnamezen, Thai en andere Aziatische boeddhisten). Op basis hiervan wilde het Commissariaat voor de Media de BUN geen zendmachtiging geven. In 2000 lukte dit echter toch en in januari zond de Boeddhistische Omroep Stichting (BOS) voor het eerst uit. “Volgens een enquête van de afdeling Media-onderzoek en-Advies van de Nederlandse Publieke Omroep in 2009 telt ons land meer dan 830.000 mensen van 18 jaar en ouder met een ‘daadwerkelijke affiniteit’ met het boeddhisme; voor 370.000 mensen is boeddhisme de eerste keus als leidraad bij grote levensvragen.”
Tulpenboeddhisme?
Niet iedereen is het eens met dit getal (dit zou flink lager liggen). (Poorthuis & Salemink, 2009, p. 330) Er is immers geen boeddhistisch doopregister, het aantal boeddhisten is dus moeilijk vast te stellen. Wel is duidelijk dat de religie sinds 1970 (de eerst bekende telling) sterk gegroeid is. Het blijft echter lastig om de vinger achter het boeddhisme te krijgen. Naast de duidelijk boeddhistische groepen zijn er namelijk ook katholieke centra die zich met Zen boeddhisme bezighouden en is er de verwesterde Vipassanameditatie die populair is geworden onder de naam mindfulness. Al met al is in Nederland een bont palet van boeddhisme ontstaan. Het lijkt erop dat de Dalai Lama dit al zag aankomen. (Tulpenboeddhisme: Hoe het boeddhisme in Nederland wortel heeft geschoten 1, 2012)“Op bezoek in Nederland, in september 1990, zei hij dat het boeddhisme voor veel westerlingen niet zomaar toepasbaar is. ‘Het is beter de essentie van de religie te nemen en daardoor eigen kenmerken en lokale aspecten te integreren. Dan krijgen we misschien een westers of een Hollands boeddhisme: een tulpenboeddhisme.’”
Het Boeddhabeeld
Duidelijk is dat het Nederlandse boeddhisme niet te vergelijken is met een bestaand/originele boeddhistische stroming. Dit werd door de Dalai Lama niet als probleem gezien. Hij pleitte juist voor een eigen, westerse invulling.
Wellicht (hiermee loop ik even vooruit om de conclusie van dit essay) is de populariteit van het Boeddhabeeld dus typisch Nederlands. Marina de Wolde, student aan Universiteit Leiden, deed in 2012 onderzoek naar de trend om Boeddhabeelden als decoratie te gebruiken. Hierbij bouwde zij voort op de Enquête boeddhisme in Nederland uit 2009. (NIPO, 2010, p. 44) Hieruit kwam naar voren dat bijna twee derde van de ondervraagden spirituele waarde hecht aan het Boeddhabeeld dat zij bezitten. De Wolde vond dat dit antwoord toch nog veel vragen openliet. Betekent het hechten van spirituele waarde aan het Boeddhabeeld ook dat deze mensen affiniteit hebben met het boeddhisme? Hoe staan deze mensen tegenover de christelijke traditie? Deze vragen heeft zij geprobeerd te beantwoorden in haar onderzoek.
Niet alleen decoratief
Wanneer we willen weten hoe belangrijk een Boeddhabeeld is voor de eigenaar dan is belangrijk welke vragen gesteld worden. (Wolde, 2012) De Wolde begon met de stelling ‘Mijn Boeddhabeeld is voor mij uitsluitend een decoratief object: het heeft voor mij geen diepere betekenis’. 58% was het hiermee oneens. 60% gaf aan het beeld met respect te behandelen en het beeld wordt niet zomaar weggegooid. Opmerkelijk is overigens wel dat slechts 45% het eens is met de stelling: mijn Boeddhabeeld heeft voor mij een zekere religieuze of spirituele betekenis. Uit deze vragen concludeert De Wolde dat een Boeddhabeeld zeker een spirituele waarde heeft voor de eigenaar. Is dit echter wel zo duidelijk? De koppeling met religie en spiritualiteit wordt namelijk door minder dan 50% gemaakt. Wellicht heeft dit te maken met de associaties met religie? Hierover zo meer.
Het eerde geciteerde artikel uit NRC Next sluit mooi aan bij deze eerste conclusie. (Vriesema, 2014)“Waarom zoekt men rust en schoonheid uitgerekend bij Boeddha? Had er in zijn plaats net zo goed een beeld van, zeg, een serene antilope kunnen staan? Nee, nee, antwoorden vrijwel alle boeddhabezitters. Het beeld „heeft iets”. En dat is „een bepaalde uitstraling”.
Bij deze uitstraling hoort een bepaalde omgang met het beeld. Het wordt met respect en wellicht een soort bijgeloof behandeld. (Vriesema, 2014)“Joni van Veen (20) gaat voorzichtig om met de grote Boeddha die aan het hoofd staat van de eettafel in haar ouderlijk huis in Weesp. „Als-ie valt, brengt-ie misschien ongeluk.” Ook blijkt uit het onderzoek van De Wolde dat 66,66% vindt dat je het beeld niet zelf moet kopen, maar cadeau moet krijgen. Dit is echter geen boeddhistische, maar een ‘Tulpenboeddhistische’ regel.
Niet Boeddhistisch
Slecht een kleine minderheid (18,2%) (Wolde, 2012) haal inspiratie en richting uit het boeddhisme en nog minder (3%) ziet zichzelf als boeddhist. Wellicht nog opvallender, slechts 40% ziet Boeddha als een van de grootste spirituele leiders ooit. Wat moeten we met zulke cijfers?
Het is lastig om te duiden waarom mensen wel spirituele waarde aan het beeld hechten, maar zich in mindere mate aangetrokken voelen tot de afgebeelde leider en nog minder tot ‘zijn’ religie. De bijzondere waarde van het Boeddhabeeld lijkt toch heel persoonlijk te zijn en met ‘bijgeloof’ te maken hebben. (Vriesema, 2014)“De vraag is in hoeverre Nederlanders zullen openstaan voor dat „Aziatische boeddhisme”. boeddhisme in het Oosten kent vele stromingen, maar één ding is zeker, zegt hoogleraar Van der Velde: het is gewoon een religie, net zoals het christendom en de islam. ‘Er is een stichter, er is een openbaring in de vorm van het boeddhawoord, er is een heilsverwachting, namelijk verlichting, er is een selecte, religieuze groep van monniken en nonnen, er is een ethiek, er zijn rituelen, enzovoorts’.”
Verzet tegen christelijke traditie
In het onderzoek van De Wolde komt ook aan bod hoe de houding van de Boeddhabeeld-eigenaar is tegenover de christelijke traditie. Duidelijk is in ieder geval geworden dat vrijwel niemand zich als boeddhist beschouwd. 36,4% van de ondervraagden beschouwt zich echter wel als christen.
(Wolde, 2012)“Bij bezitters van Boeddhabeelden bestaat in het algemeen een vrij grote mate van verzet tegen de christelijke traditie. De meeste bijval kreeg de stelling:de kerk moet de mensen niet voorschrijven hoe zij zich moeten gedragen. 60% was het hiermee eens. Redelijk veel bijval kregen ook de stellingen: de christelijke kerk heeft teveel dogma's waardoor het moeilijk is een persoonlijk geloof te ontwikkelen (48% eens), de christelijke kerk heeft mij niet geholpen om een positief beeld te krijgen van God (51% eens) en veel mensen in de kerk doen niet wat ze zeggen (54% eens).”
Conclusie
Als ik terugkijk op alle informatie die ik tot mij heb genomen kan ik alleen maar concluderen dat het moeilijk is om de Boeddhabeelden trend te duiden. Hierbij is generaliseren namelijk onvermijdelijk. Voor lang niet elke Nederland heeft een Boeddhabeeld dezelfde lading. Ik zal echter proberen mijn hypothese te verwoorden. Na de verzuiling ontstond een vacuüm in religieus/spiritueel Nederland. Door diverse factoren (zoals individualisering en globalisering) kwam het boeddhisme toen in Nederland in beeld. Voor de gemiddelde Nederlander kwam het boeddhisme niet over als een religie zoals het christendom en was daarmee aantrekkelijk. Boeddhabeelden lijken een enigszins bijgelovige functie te vervullen, een voorwerp waar spirituele waarde aan gehecht wordt zonder dit verbinden met het boeddhisme. Een soort volksgeloof wellicht.